Traumabehandeling met EMDR
Wat is EMDR?
EMDR is in 1989 door Francine Shapiro ontdekt en staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing. EMDR is een kortdurende, geprotocolleerde behandelmethode voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een traumatische ervaring (PTSS). Dit kan een schokkende ervaring zijn, zoals een verkeersongeval of een geweldsmisdrijf (bijvoorbeeld een meegemaakte overval of een aanranding). Tegenwoordig is er steeds meer bewijs dat EMDR ook effectief kan zijn bij andere klachten, zoals angstklachten en chronische pijn of wanneer je last hebt van een negatief zelfbeeld. Het inzetten van EMDR bij bovenstaande klachten kan het behandeltraject aanzienlijk verkorten.
EMDR integreert verschillende succesvolle elementen van andere therapieën in combinatie met een afleidende stimulus (het met de ogen volgen van de vingers van de therapeut of het luisteren naar tikjes via een koptelefoon). EMDR veroorzaakt herkenbare positieve veranderingen in de emotionele reactie op de nare ervaring, die ook na langere tijd blijven bestaan. Heb je klachten die zijn ontstaan als direct gevolg van een of meer concrete, akelige gebeurtenissen, waarbij het denken aan deze gebeurtenis nog steeds een emotionele reactie oproept, dan is de kans heel groot dat EMDR hierin verlichting kan brengen.
Hoe werkt een EMDR sessie?
De EMDR sessie bestaat uit 8 stappen:
1- Het vaststellen van het meest traumatische gedeelte van de herinnering.
2- Met dit beeld in gedachten verwoordt je het traumatische gedeelte.
3- Vervolgens formuleer je een positieve, functionele gedachte en test je de geloofwaardigheid van deze gedachte.
4- Het vaststellen van de emotie die door de gedachte wordt opgeroepen.
5- Het richten van de aandacht op het herinneringsbeeld, de emotie en de bijbehorende lichamelijke sensaties. Dit wordt gecombineerd met externe stimuli, bijvoorbeeld het met de ogen volgen van de vingers van de therapeut. Elke nieuwe associatie (beeld, geluid, gevoel) vormt de basis voor een volgende serie. Van tijd tot tijd wordt de mate van spanning die het beeld (nog) oproept geëvalueerd (desensitisatiefase).
6- Als de spanning voldoende is gedaald: probeer je dit te associëren met de herinnering door nieuwe oogbewegingen uit te voeren. Dit wordt net zo lang herhaald tot er een acceptabel spanningsniveau is bereikt.
7- We checken of er ergens in het lichaam nog spanning aanwezig is.
8- Afsluiting.
Het werkingsmechanisme van EMDR
Lange tijd was het onduidelijk hoe de werkzaamheid van EMDR moest worden verklaard. Er is inmiddels een reeks aan experimentele studies die laten zien dat de afleidende stimuli die in EMDR worden toegepast zowel de toegankelijkheid van herinneringen vergroten als automatisch tot lichamelijke ontspanning leiden. Wat betreft de verklaring voor de werkzaamheid van EMDR zijn er verschillende theorieën waarvan de Adaptive Information Processing (AIP)-theorie en de werkgeheugentheorie de belangrijkste zijn. Deze twee theoretische invalshoeken zullen hieronder kort worden besproken.
Adaptive Information Processing:
(AİP)-theorie Volgens de grondlegger van EMDR, de Amerikaanse psychologe Francine Shapiro, leidt de EMDR-procedure tot een toegenomen snelheid van informatieverwerking. Uitgangspunt van deze AIP-theorie is de veronderstelling dat traumatische ervaringen als disfunctionele informatie (in de vorm van angstopwekkende beelden, betekenissen, emoties en lichamelijke sensaties) liggen opgeslagen in neurale netwerken. De EMDR procedure maakt deze opgeslagen traumatische informatie in het neurale netwerk niet alleen toegankelijk maar activeert daarnaast het menselijk verwerkingssysteem (zie Solomon, R.M. & Shapiro, F. (2008). EMDR and the Adaptive Information Processing Model. Potential Mechanisms of Change. Journal of EMDR Practice and Research, 2, 315-325.
De werkgeheugentheorie
De werkgeheugen theorie is de theorie over het werkingsmechanisme van EMDR die op dit moment de meeste empirische steun geniet. Het uitgangspunt van deze theorie is dat het menselijk korte termijn- of werkgeheugen verschillende taken tegelijkertijd kan uitvoeren. Voorbeelden zijn het plannen van taken, het oplossen van problemen, maar bijvoorbeeld ook het ophalen en het opnieuw vastleggen van herinneringen. Het werkgeheugen heeft echter een beperkte aandachtscapaciteit. Het gevolg daarvan is dat door het uitvoeren van de ene taak de prestaties op een andere taak – zoals het in gedachten ophalen en vasthouden van geheugenbeelden – onder druk komen te staan en worden onderbroken. Ook wordt de aandacht die gericht is op het beoordelen van een herinneringsbeeld afgeleid door de oogbewegingen en wordt er tegelijkertijd een soort van afstand gecreëerd tot het herinneringsbeeld door de instructies die tijdens EMDR worden gegeven. Hierdoor vindt er ‘verval’ (desensitisatie) van de herinneringsbeelden plaats en verliest de herinnering steeds meer de emotionele component als deze naar het lange termijn geheugen wordt weggeschreven. Kortom, de werkgeheugentheorie voorspelt dat concentratie op een afleidende stimulus (het volgen van de vingers van de therapeut of het luisteren naar tikjes via een koptelefoon) tot een vermindering van helderheid en emotionaliteit van een geheugenrepresentatie leidt.
(zie Gunter, R. W., & Bodner, G. E. (2009). EMDR Works…But How? Recent Progress in the Search for Treatment Mechanisms. Journal of EMDR Practice and Research, 3, 161-168.